zondag 2 december 2012

Boeken... rare dingen



Mijn houding tegenover boeken is wat ambivalent.
Als ik een boek gelezen heb dan heeft het boek op zich (het karton, het papier) geen waarde meer voor mij. Zeker als het een roman betreft zet ik het dan gerust binnen korte tijd te koop in mijn internetboekwinkel.
Aan de andere kant kan het mij haast pijn doen te moeten zien hoe de rug van een paperback tijdens het lezen steeds holler wordt. Een gelezen paperback is zooo lelijk.
En kan ik genieten van een goed gebonden boek uit de vorige of eervorige eeuw dat je na lezing als daarvoor kunt wegleggen. Niets veranderd!
Enne… ik heb ergens gelezen dat er mensen zijn en waren die een stofomslag na het kopen van het boek direct bij het oud papier deden… Mijn hart draait zich een kwartslag om bij alleen al de gedachte daaraan.
Boeken zijn rare dingen. Ik denk doordat ze zo heel erg ‘vorm’ zijn en tegelijkertijd zo heel erg ‘inhoud’. Elk boek is drager van een verhaal of een boodschap . Van zo’n drager verwacht je wat. Stevig, degelijk, voornaam. Een E-book valt dan eigenlijk al direct af als ‘boek’. Een E-boek is zó niets, zó nullen en enen, zó delete-baar…
Toch zal ik ermee moeten dealen. Dat boeken zullen verdwijnen, bedoel ik. Maar dat zal heel langzaam gaan. Als een gewenst onkruid ofzo. Dat zulke mooie bloemen kan hebben. Dat zo lekker ruikt. Of juist zo smerig, maar het ruikt.
Sommige boeken bewaar ik wat langer, of, in mijn geval: zet ik nog niet direct te koop in mijn boekwinkel op internet. Dat is als de inhoud nog nagalmt in m’n hoofd. Herlezen doe ik ze niet. Maar ik wil ze nog even door m’n handen kunnen laten gaan. Nog even het gewicht voelen. Het voorplat bewonderen. Of zelfs de bladspiegel. Elk boek heeft zelfs zijn eigen geur!

Boeken… rare dingen
 

vrijdag 16 november 2012

Het graf van mijn moeder



Morgen ga ik naar het graf van mijn moeder. De steen is eindelijk klaar en de aarde is voldoende ingeklonken dat de steen erop mag liggen. In dat graf ligt wat er over is van mijn moeder. Geen idee hoe dat er nu – na zeven maanden – uit ziet. Zie je al iets van het geraamte? Stinkt het? Lopen er insecten overheen en in? Ik weet het niet. Een dode is zo heel anders dan een levende. Een dode is de levende niet meer. Ik ga dan ook naar het gráf van m’n moeder, niet naar háár. Zo voelt het. Het is meer een symbolische plek waar herinneringen samenkomen. Emoties samenkomen.
Samen met mijn broers en zussen en met m’n vader ga ik erheen. Alleen dát al maakt het tot een bijzonder moment. Een ieder zal anders reageren. En wij kunnen dan weer op elkaar reageren. Dat zal vast een warm gevoel geven. Verbondenheid. Eenheid. Het contrast zal ons aangrijpen: die levende verbondenheid bij dat dode lichaam.
En dan mijn vader erbij. Die we die zeven maanden zo trouw bezocht hebben met z’n allen. De bezoeken, roosters, boodschappen, klusjes, gesprekjes. We zullen allen kijken naar zijn gezicht als we de rolstoel tot bij het graf rijden. Hoe reageert hij? Toont hij emoties? Zal hij moeten huilen?
Spannend, zo’n bezoek. Want nieuw in m’n leven. Eenmalig ook.
Ik denk dat de uitgehakte letters op de grafsteen er het meest bij mij zullen inhakken. Die naam en data vormen de link tussen het dode lichaam en de levende mamma die ik ken. Maar ook tussen mijn overleden moeder en mijn in hemelse heerlijkheid levende moeder. Zij ziet ons daar. Wát een kloof tussen dat zondeloze, ongebroken, vernieuwde, blijde leven daar en dat rottende, door de zonde gevelde lijk daar beneden…
Ik denk dat ik toch wel een brok zal voelen in m’n keel. Misschien wel tranen voel opwellen. Misschien wel houvast zoek bij de arm van Kathleen. Haar arm om me heen wil voelen. Troost zoek.
En vinden zal.

vrijdag 2 november 2012

Gute Nacht Freunde



Een collega van mij plaatste kort na 12.00 uur ’s nacht een post op Facebook met de tekst van de eindtune van Met het Oog op Morgen:

Gute nacht, Freunde,
Es wird Zeit für mich zo gehen
Was ich noch zu sagen hätte
Dauert eine Zigarette
Und ein letztes Glas im Stehen

“Nostalgie blijft”, schreef hij erbij.
Nou inderdaad. Nostalgie ten top!
Eind jaren ’70 luisterde ik dagelijks in mijn bed op de voorzolder naar Met het oog op morgen en vormde die eindtune voor mij de afsluiting van de dag.
Dat werd nog eens versterkt toen café De Karseboom in Amersfoort dit ook als eindtune koos om half twee ’s nachts.
Het liedje drukt het toppunt van weemoed uit. Een gevoel wat zo goed past bij het einde van een heerlijke dag of avond.
De zanger weet dat het tijd is. Hij moet gaan. Ze gaan de tent sluiten. Maar hij weet de tijd nog te rekken door een sigaret op te steken. Da’s toch weer zeven minuten. Maar nóg is zijn verlangen naar continuering van de gezelligheid niet bevredigd. Hij gaat vast staan, maar bestelt nog gauw even – voor het sluiten van de tap – een laatste pilsje. Hij weet: het zal hem gegund worden die nog leeg te drinken. Terwijl hij alles toch al gezegd heeft… Hij wil het moment vasthouden van de sfeer waarin hij alles kon zeggen wat hij zeggen wilde. Te midden van zijn vrienden. Of samen met zijn vriend. Ze hadden hun levens weer eens doorgenomen met elkaar. En niet dat nu alle troubles ineens waren opgelost, nee, maar hij had ze kunnen delen. Hij had kunnen bemoedigen en was bemoedigd. En de gedronken biertjes gaven de glans erover die God bedoelde toen hij alcohol schiep...
Herinneringen aan zulke momenten vormen een van de ingrediënten voor de gevoelswaarde van het woordje ‘nostalgie’.
Nostalgie draagt ook iets droevigs in zich. Zoiets van: zo was het maar het zal nooit meer terugkeren. Misschien is dat dus ook een onderdeel van wat ‘hemel’ is: het einde van nostalgie, want: de vervulling van nostalgie. Geen weemoed meer, geen tijd rekken om het moment vast te houden. Want het moment is vol van vervulling van alle verlangens. Doe mij zo’n hemel!

vrijdag 12 oktober 2012

Mijn muzikale reis



Regelmatig maak ik in Spotify een nostalgische zoektocht naar muziek van weleer. Heerlijk is dat. Elke popsong van toen heeft z’n eigen klankgeur van herinneringen.
Het voert me terug naar wat muziek bij ons thuis was: m’n zus op het harmonium, Herbert von Karajan op het B&O-meubel van m’n ouders, een psalm zingen na het zondagavondeten, Blowin’ in the wind op de gitaar van m’n zus, een poster van Donny Osmond op de kamer van m’n andere zus, Frits Spits uit de transistor tijdens de afwas, de gedrukte Top-40 halen bij V&D, de LP-koffer en single-koffer van m’n broer, een optreden van Ferment of Cystrum tijdens het ‘Muziekfestival’, de Top-30 met Felix Meurders, de Top-40 met Ferry Maat, mijn vader die zingt ‘Terwijl ik lag te slapen kreeg ik een schone droom’, de triangel in de klas, het kerkorgel in De Schaapskooi, het ontdekken van nog veel mooiere muziek dan uit de Top-40, keihard Emerson Lake & Palmer uit de speakers van de overbuurjongens, La flute Indienne…
En dan beperk ik me nog maar tot m’n jeugd…
Iedereen heeft zo z’n eigen muzikale reis door het leven. Wat een enorme kracht vormt die muziek. Wat een spectrum van creatieve scheppingskracht. Ik weet het, God en satan houden beiden van muziek. Maar eens zal ik het engelenkoor van Bethlehem opnieuw horen. Dat moet het summum van muziekgenot zijn. (Satan is dan nergens meer.) Met duizenden nooit gehoorde muziekinstrumenten. Met ongedachte klanken en ongekende harmonieën.
En zo luister ik nu al naar muziek: als voorproefje van wat komen gaat. In het deuntje op de radio, in de zuivere stem van m’n dochter, ja in de dance-beat op de computer van m’n zoon.
‘Someday’ hoor ik Michael W. Smith op dit moment zingen… Someday…


dinsdag 28 augustus 2012

Digitelligheid


In de zomer hebben wij in onze achtertuin een partytent van drie bij zes meter tegen de achterkant van ons huis staan. Wij leven daar dan grotendeels. Alle maaltijden worden daar genuttigd. Bezoek wordt daar ontvangen. Het is de verzamelplek van de vrienden van m’n kinderen als een avondje gaan ‘stappen’ (‘indrinken’ noemen ze dat zelf). En het was tijdens de Heinose Pompdagen, het leukste dorpsfeest in Nederland, de plek om even op adem te komen om zich daarna weer in het feestgedruis te storten.

Met zes thuiswonende kinderen in de leeftijd van 14 tot 25 betekent dat dus vooral: heel veel gezelligheid. ‘Gezellig’, leuk woord. Het woord alleen al klinkt gezellig.
Maar wat is nou precies ‘gezellig’?
Het is ongedwongenheid. Het is ontspanning, knusheid, saamhorigheid. Uitwisseling van gedachten en plannen. Heel belangrijk ook: lachen met elkaar. Om grappen en grollen. Om voorvallen en woordspelingen. Ook discussies horen bij gezelligheid. Desnoods tot diep in de nacht. En soms lijkt zelfs een broer-zus-ruzietje bij de gezelligheid te horen…

En de mobiel? Die hoort al helemaal bij de gezelligheid. “Hier, moet je die foto zien.” “Waar blijft Matthijs? Wacht, ik app em wel even.” Er wordt een foto mee geschoten en een geschoten bok op Facebook mee getoond. En ondertussen speelt de muziek van de mobiel van een van hen via Bluetooth op de luidspreker van de Bluetoothversterker. Hifi-torens op slaapkamertjes hebben ze niet meer nodig.
Ik heb onder het blad van de tafel (model 'blank grenen' uit de tijd toen dat binnenshuis 'in' was) die in die partytent staat een verdeelstekker gemonteerd. Je raad het: voor al die opladers natuurlijk! Wordt veelvuldig en dankbaar gebruik van gemaakt.
Valt er een stilte, dan gaat er vast een dominee voorbij maar checkt men ondertussen even gezamenlijk zijn Facebook- of Twitter-account…
Mijn zoon vroeg mij laatst: “Wat is het eerste wat mensen tegenwoordig vragen als ze bij iemand op bezoek komen.” “Nou?” “Hebben jullie wifi en wat is de code?”

“Oeps, over tien minuten gaat het regenen,” (Weerplaza). “Ken je dat nieuwe album van Jason Mraz? Moet je horen,” (Spotify). “Effe een groepsapp versturen. Kijken of we vanavond nog wat gaan doen,” (Whatsapp). “Jij bent, hoor!” (Wordfeud). “Kijk, dit uitzicht hebben we ongeveer vanuit ons hotel,” (Streetview). “Hé, ik moet je nu naar het station brengen wil je trein in Zwolle nog kunnen halen,” (NS-reisplanner). “Hij heeft verkering, hè? Ik las al zoiets,” (Facebook). Ik zou nog even door kunnen gaan.

Kortom, de gezelligheid van vroeger is gewoon wat mondialer geworden, maar blijft nog even knus, genoeglijk en Hollands als op het bankje aan de voorkant van het huis (ranja doorgeven via het raam), als aan de tafel in de woonkeuken (hebben we al zoveel pinda’s geregen?), als op het skai-leren bankstel in de woonkamer (kijk, in de leuning zit een asbakje; handig, hè?).
Gezelligheid. Volgens mij kunnen ze dat alleen in Nederland. Hoezo trots?


donderdag 16 augustus 2012

De jeugd van mijn vader (1): Buitenplaatsen


Op de achterpagina van het ND van vandaag las ik over de vele buitenplaatsen die Nederland rijk is: http://www.nd.nl/artikelen/2012/augustus/16/een-buitenplaats-geeft-veel-maar-neemt-ook-veel
Ik ben onlangs vrij diep gedoken in de woonomgeving van mijn vaders jeugd (hij is nu 89 en vertelt er graag over): Oud Over, Loenen aan de Vecht. Aan de weg waaraan hij woonde in een klein arbeidershuisje ligt aan beide zijden van de rivier de Vecht van Vreeland tot Breukelen een tiental van die buitenplaatsen. Mijn vader woonde schuin tegenover de buitenplaats ‘Kalorama’ (nu ‘Vecht en Lommer’) waar het gezin van oud-Kamerlid en -Staatssecretaris Annelien Kappeijne van de Copello toen woonde:

Ik heb er laatst gewandeld en begrijp nu helemaal dat tientallen rijke Amsterdammers in die contreien hun buiten of ‘lusthof’ lieten aanleggen: het is er paradijselijk mooi.
Ik ontdekte op internet een kaart van Loenen aan de Vecht uit 1741: http://imagebase.ubvu.vu.nl/cdm/singleitem/collection/krt/id/3232/rec/1

Wat mij verbaasde was dat er toen op het traject dat ik hierboven noemde maar liefst 33 buitenplaatsen en lusthoven waren! Elk met hun eigen interessante historie bovendien. In de periode van 1780 tot 1830 is het gros van die buitens helaas ontmanteld en met de grond gelijk gemaakt.
Jammer dat slechts een fractie van de nu nog bestaande buitenplaatsen in Nederland is opengesteld voor publiek. Laat in dit ‘Jaar van de Historische Buitenplaatsen’ (zie http://www.buitenplaatsen2012.nl/) de organiserende stichting zich er maar op toeleggen dat aantal te vergroten. Want het is een waardevol onderdeel van het cultureel erfgoed van Nederland.

woensdag 20 juni 2012

Karaktervorming


Iedereen heeft een karakter. Althans, daar gaan we van uit, dat nemen we aan, dat hebben we zo geleerd. In de psychologie bestaan er zelfs allerlei benamingen voor: flegmatisch, melancholisch, sanguïnisch, cholerisch, introvert, extravert, et cetera.
Kan het Woord van God ingrijpen op dat karakter? Kan God karakters veranderen? Kan God een driftig type geduldig maken? Kan iemand van introvert extravert worden? Wíl God überhaupt dat ons karakter door zijn toedoen verandert? Of moeten we het karakter dat iemand nu eenmaal heeft voor lief nemen en enkel de negatieve uitwassen daarvan te lijf gaan met Gods evangelie?
Lastige materie. Vooral als je wat inzoomt op hoe karakters worden gevormd. Vrijwel alle psychologen, zelfs de seculiere, zijn het erover eens dat die karaktervorming begint bij je vroege jeugd. De liefde die je al of niet ervaren hebt. De teleurstellingen die je hebt moeten verwerken. De traumatische ervaringen die je had. Hoe je gezinsleven in elkaar stak. Welke plek je in je gezin had. Of je op school gepest werd. Welke verwachtingen je ouders van je hadden. Ik kan nog wel even doorgaan. En anders jij wel.
Wat mij intrigeert is het feit dat al die karaktervormende gebeurtenissen uiteindelijk te maken hebben met zonde en vergeving, met liefde en vertrouwen.
Al die mensen die ons zus of zo bejegenden, al die keren dat wij anderen zus of zo bejegenden. Zus of zo: goed of juist slecht. Het is één grillige warboel van zonde en soms liefde.
En dan is daar God in ons leven: onveranderlijk, vol onmetelijke liefde, volledig vergevingsgezind, met een volmaakt karakter. De volmaakte vader, broer, zus, oom, collega, kennis, buurman, verre naaste.
Aan de ene kant verbleken daarbij onze onderlinge karakterverschilletjes volledig. Aan de andere kant plaatst dat onze onderlinge karakterschillen in een gigantisch bevrijdend licht: de ander is als ikzelf. Niet meer, niet minder. Niet slechter, niet beter.
We hoeven niet meer bang te zijn. We hoeven ons niet meer bij voorbaat te beschermen tegen mogelijke kwetsingen door anderen. Nee, we kunnen gaan liefhebben. Nee, da’s te mooi. We kunnen gaan begínnen met liefhebben. Een heel klein beginnetje, in die tachtig, negentig jaren dat we leven. Nog geen procentje van de eeuwigheid. Maar troosten ons zolang met deze wetenschap: daarna barst het helemaal los!

Ik werd geïnspireerd tot deze blog door Jos Douma: http://josdouma.wordpress.com/2012/06/20/gezocht-een-kerk-die-jouw-karakter-vormt-4/#comment-1504
 

maandag 11 juni 2012

Pastorale groene schroom? (ND 09-06-2012)


De eerste pastor waar je mee te maken krijgt in je leven is je vader. Mijn vader had geen groene schroom. Mijn vader had een groen hart. Hij liet mij als peuter de bloem van een leeuwenbekje zien. Hoe mooi die bloem is. Waarom die bloem leeuwenbekje heet. Hij leerde mij tijdens de vele wandelingen met hem de namen van tientallen wilde planten. Wees op de Maker van al dat moois. En met mijn jonge gulzigheid naar nieuwe, mooie dingen in mijn leven sloeg ik al die informatie, beelden en gevoelens, op in m’n hersens en m’n hart.
Toen ik later de tekst van het eerste gedeelte van artikel 2 van de NGB onder ogen kreeg, was dat volkomen vanzelfsprekend voor mij: God leer je (ook) kennen uit de natuur.
En ik leerde dat die ‘natuur’ nog veel breder is dan dat leeuwenbekje. Ik leerde God ook kennen tijdens de natuurkundeles, tijdens de scheikundeles en zelfs tijdens de wiskundeles. Ik leerde God zelfs kennen uit het groene Binas-boekje, met z'n tabellen en formules...
Jos Douma noemt terecht op zijn blog (http://josdouma.wordpress.com/2012/06/11/de-groene-schroom-voorbij-2/) als sleutelwoorden in het omgaan met Gods schepping: verwondering, vrees en vreugde.
Elke dag als ik van station Barneveld Noord naar het ND-gebouw aan de Hermesweg loop, over het fietspad aan de rand van het industrieterrein, bekijk ik de bermen, vol met wilde planten, elke dag weer anders en steeds even mooi. En ik dank dan mijn vader en meer nog prijs en dank ik God, de Schepper van hemel en aarde.

zaterdag 2 juni 2012

ND en Opwekking

(NB: Onderstaande schreef ik vóór het verschijnen van het 'Uit de hoofdredactie' van Peter Bergwerff in het ND van 2 juni 2012.)

Wat wil Maurice Hoogendoorn nu precies over het Opwekkingsweekend vertellen aan de 30.000 lezers van het Nederlands Dagblad?
Ik ga maar even af op mijn gevoel na het lezen van het verslag in het ND van 29 mei. “Daar wil ik nooit naartoe”, zo dacht ik, “Volksverlakkerij, makkelijke praatjes, dwalingen, demagogie.”
En de grote foto met die overjarige christen-hippie wekt bij mij associaties met het religieus fanatisme van de Jezus-beweging uit de jaren ’70, met Woodstock-achtige taferelen waar onder het mom van ‘Jesus loves you’ vrije sex werd gepredikt.
De kleinere foto toont de slachtoffers van al deze Opwekkingsellende: twee brave refo-meisjes met oma-fiets. Ook Urk weet de zondige tenten op de velden van Walibi te vinden…
Wie moet ik nu geloven? Het ND of mijn twee zoons die daar voor het eerst waren en met enthousiaste verhalen thuiskwamen?
Mijn conclusie is in elk geval: nu zoveel jongeren uit de gevestigde kerken Opwekking bezoeken zou het Nederlands Dagblad er alles aan moeten doen om een uiteraard kritisch, maar toch evenwichtig verslag te schrijven van een dergelijke happening.

woensdag 30 mei 2012

Fractal art


Een paar jaar geleden heb ik mij verdiept in fractals en fractal art.
Een fractal is een meetkundige figuur die zelfgelijkend is, dat wil zeggen opgebouwd is uit delen die min of meer gelijkvormig zijn met de figuur zelf. Fractals hebben een oneindige hoeveelheid details en bij fractals komen motieven voor die zich op steeds kleinere schaal herhalen. Ze kunnen gegenereerd worden door het herhaald toepassen van een bepaalde bewerking.
“Fractal art is geometrische kunst die ontstaat uit een formule en toch chaotisch is” (Wikipedia).
Laat een wiskundige fractalformule met meerdere variabelen de kleur bepalen van elk afzonderlijk punt in een begrensd plat valk en definieer daarbij de relatie van de kleur van elk punt tot de punten waaraan hij grenst en zie daar, je hebt het startpunt van je fractalkunstwerk.
Eventueel ‘mix’ je de gebruikte formule met andere wiskundige formules zoals bijvoorbeeld de sinus-, cosinus- en tangensformules uit de driehoekmeetkunde.
Draai vervolgens aan de ‘knoppen’ van verschillende variabelen tot je een afbeelding hebt die je kan bekoren, die je oog streelt. Daarbij speel je natuurlijk lustig met de 16 miljoen kleuren die tot je beschikking staan.
De computer is bij dit alles een belangrijk gereedschap: die doet het immens complexe rekenwerk op de achtergrond. De hieronder getoonde door mij gemaakte fractal art works zijn gemaakt met behulp van het programma Fractal Explorer version 2.02, gebouwd door Sirotinsky Arthur and Olga Fedorenko, en sommige zijn nader bewerkt met Photoshop.





dinsdag 22 mei 2012

Escher (3) - Mozaïeken


Geïnspireerd door de vlakverdelingen van Escher heb ik me afgelopen dagen verdiept in de wiskundige aspecten van mozaïeken. Interessant, hoor!

Het karakteristieke van een mozaïek is het zich herhalende patroon waarmee een (2-dimensionaal) vlak gevuld wordt. In 1891 heeft een wiskundige bewezen dat dit op precies 17 manieren kan gebeuren.
Dit worden de 17 ‘wallpaper groups’ genoemd. Of, in meer wiskundige termen, de ‘plane symmetrie groups’. Zie voor deze 17 groepen: http://en.wikipedia.org/wiki/Wallpaper_group

Elk mozaïek heeft een basisvorm die op een bepaalde manier herhaald wordt.
Die basisvormen kunnen zijn: een vierkant, een rechthoek, een gelijkbenige driehoek, een ruit, een paralellogram, een rechthoekige driehoek, een rechthoekige driehoek met twee gelijke zijden of een gelijkzijdige driehoek.
Zo’n basisvorm wordt in 2-dimensionale richting herhaald. Die herhaling kan zijn een verschuiving, een spiegeling en/of een rotatie.

Hieronder van elk van de 17 groepen één voorbeeld.