Regelmatig maak ik in Spotify een nostalgische zoektocht
naar muziek van weleer. Heerlijk is dat. Elke popsong van toen heeft z’n eigen klankgeur
van herinneringen.
Het voert me terug naar wat muziek bij ons thuis was: m’n zus op het harmonium, Herbert
von Karajan op het B&O-meubel van m’n ouders, een psalm zingen na het
zondagavondeten, Blowin’ in the wind op de gitaar van m’n zus, een poster van
Donny Osmond op de kamer van m’n andere zus, Frits Spits uit de transistor
tijdens de afwas, de gedrukte Top-40 halen bij V&D, de LP-koffer en
single-koffer van m’n broer, een optreden van Ferment of Cystrum tijdens het ‘Muziekfestival’,
de Top-30 met Felix Meurders, de Top-40 met Ferry Maat, mijn vader die zingt ‘Terwijl
ik lag te slapen kreeg ik een schone droom’, de triangel in de klas, het kerkorgel
in De Schaapskooi, het ontdekken van nog veel mooiere muziek dan uit de Top-40,
keihard Emerson Lake & Palmer uit de speakers van de overbuurjongens, La
flute Indienne…
En dan beperk ik me nog maar tot m’n jeugd…
Iedereen heeft zo z’n eigen muzikale reis door het leven. Wat
een enorme kracht vormt die muziek. Wat een spectrum van creatieve
scheppingskracht. Ik weet het, God en satan houden beiden van muziek. Maar eens
zal ik het engelenkoor van Bethlehem opnieuw horen. Dat moet het summum van
muziekgenot zijn. (Satan is dan nergens meer.) Met duizenden nooit gehoorde
muziekinstrumenten. Met ongedachte klanken en ongekende harmonieën.
En zo luister ik nu al naar muziek: als voorproefje van wat
komen gaat. In het deuntje op de radio, in de zuivere stem van m’n dochter, ja
in de dance-beat op de computer van m’n zoon.
‘Someday’ hoor ik Michael W. Smith op dit moment zingen… Someday…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten