vrijdag 16 november 2012

Het graf van mijn moeder



Morgen ga ik naar het graf van mijn moeder. De steen is eindelijk klaar en de aarde is voldoende ingeklonken dat de steen erop mag liggen. In dat graf ligt wat er over is van mijn moeder. Geen idee hoe dat er nu – na zeven maanden – uit ziet. Zie je al iets van het geraamte? Stinkt het? Lopen er insecten overheen en in? Ik weet het niet. Een dode is zo heel anders dan een levende. Een dode is de levende niet meer. Ik ga dan ook naar het gráf van m’n moeder, niet naar háár. Zo voelt het. Het is meer een symbolische plek waar herinneringen samenkomen. Emoties samenkomen.
Samen met mijn broers en zussen en met m’n vader ga ik erheen. Alleen dát al maakt het tot een bijzonder moment. Een ieder zal anders reageren. En wij kunnen dan weer op elkaar reageren. Dat zal vast een warm gevoel geven. Verbondenheid. Eenheid. Het contrast zal ons aangrijpen: die levende verbondenheid bij dat dode lichaam.
En dan mijn vader erbij. Die we die zeven maanden zo trouw bezocht hebben met z’n allen. De bezoeken, roosters, boodschappen, klusjes, gesprekjes. We zullen allen kijken naar zijn gezicht als we de rolstoel tot bij het graf rijden. Hoe reageert hij? Toont hij emoties? Zal hij moeten huilen?
Spannend, zo’n bezoek. Want nieuw in m’n leven. Eenmalig ook.
Ik denk dat de uitgehakte letters op de grafsteen er het meest bij mij zullen inhakken. Die naam en data vormen de link tussen het dode lichaam en de levende mamma die ik ken. Maar ook tussen mijn overleden moeder en mijn in hemelse heerlijkheid levende moeder. Zij ziet ons daar. Wát een kloof tussen dat zondeloze, ongebroken, vernieuwde, blijde leven daar en dat rottende, door de zonde gevelde lijk daar beneden…
Ik denk dat ik toch wel een brok zal voelen in m’n keel. Misschien wel tranen voel opwellen. Misschien wel houvast zoek bij de arm van Kathleen. Haar arm om me heen wil voelen. Troost zoek.
En vinden zal.

vrijdag 2 november 2012

Gute Nacht Freunde



Een collega van mij plaatste kort na 12.00 uur ’s nacht een post op Facebook met de tekst van de eindtune van Met het Oog op Morgen:

Gute nacht, Freunde,
Es wird Zeit für mich zo gehen
Was ich noch zu sagen hätte
Dauert eine Zigarette
Und ein letztes Glas im Stehen

“Nostalgie blijft”, schreef hij erbij.
Nou inderdaad. Nostalgie ten top!
Eind jaren ’70 luisterde ik dagelijks in mijn bed op de voorzolder naar Met het oog op morgen en vormde die eindtune voor mij de afsluiting van de dag.
Dat werd nog eens versterkt toen café De Karseboom in Amersfoort dit ook als eindtune koos om half twee ’s nachts.
Het liedje drukt het toppunt van weemoed uit. Een gevoel wat zo goed past bij het einde van een heerlijke dag of avond.
De zanger weet dat het tijd is. Hij moet gaan. Ze gaan de tent sluiten. Maar hij weet de tijd nog te rekken door een sigaret op te steken. Da’s toch weer zeven minuten. Maar nóg is zijn verlangen naar continuering van de gezelligheid niet bevredigd. Hij gaat vast staan, maar bestelt nog gauw even – voor het sluiten van de tap – een laatste pilsje. Hij weet: het zal hem gegund worden die nog leeg te drinken. Terwijl hij alles toch al gezegd heeft… Hij wil het moment vasthouden van de sfeer waarin hij alles kon zeggen wat hij zeggen wilde. Te midden van zijn vrienden. Of samen met zijn vriend. Ze hadden hun levens weer eens doorgenomen met elkaar. En niet dat nu alle troubles ineens waren opgelost, nee, maar hij had ze kunnen delen. Hij had kunnen bemoedigen en was bemoedigd. En de gedronken biertjes gaven de glans erover die God bedoelde toen hij alcohol schiep...
Herinneringen aan zulke momenten vormen een van de ingrediënten voor de gevoelswaarde van het woordje ‘nostalgie’.
Nostalgie draagt ook iets droevigs in zich. Zoiets van: zo was het maar het zal nooit meer terugkeren. Misschien is dat dus ook een onderdeel van wat ‘hemel’ is: het einde van nostalgie, want: de vervulling van nostalgie. Geen weemoed meer, geen tijd rekken om het moment vast te houden. Want het moment is vol van vervulling van alle verlangens. Doe mij zo’n hemel!