woensdag 20 juni 2012

Karaktervorming


Iedereen heeft een karakter. Althans, daar gaan we van uit, dat nemen we aan, dat hebben we zo geleerd. In de psychologie bestaan er zelfs allerlei benamingen voor: flegmatisch, melancholisch, sanguïnisch, cholerisch, introvert, extravert, et cetera.
Kan het Woord van God ingrijpen op dat karakter? Kan God karakters veranderen? Kan God een driftig type geduldig maken? Kan iemand van introvert extravert worden? Wíl God überhaupt dat ons karakter door zijn toedoen verandert? Of moeten we het karakter dat iemand nu eenmaal heeft voor lief nemen en enkel de negatieve uitwassen daarvan te lijf gaan met Gods evangelie?
Lastige materie. Vooral als je wat inzoomt op hoe karakters worden gevormd. Vrijwel alle psychologen, zelfs de seculiere, zijn het erover eens dat die karaktervorming begint bij je vroege jeugd. De liefde die je al of niet ervaren hebt. De teleurstellingen die je hebt moeten verwerken. De traumatische ervaringen die je had. Hoe je gezinsleven in elkaar stak. Welke plek je in je gezin had. Of je op school gepest werd. Welke verwachtingen je ouders van je hadden. Ik kan nog wel even doorgaan. En anders jij wel.
Wat mij intrigeert is het feit dat al die karaktervormende gebeurtenissen uiteindelijk te maken hebben met zonde en vergeving, met liefde en vertrouwen.
Al die mensen die ons zus of zo bejegenden, al die keren dat wij anderen zus of zo bejegenden. Zus of zo: goed of juist slecht. Het is één grillige warboel van zonde en soms liefde.
En dan is daar God in ons leven: onveranderlijk, vol onmetelijke liefde, volledig vergevingsgezind, met een volmaakt karakter. De volmaakte vader, broer, zus, oom, collega, kennis, buurman, verre naaste.
Aan de ene kant verbleken daarbij onze onderlinge karakterverschilletjes volledig. Aan de andere kant plaatst dat onze onderlinge karakterschillen in een gigantisch bevrijdend licht: de ander is als ikzelf. Niet meer, niet minder. Niet slechter, niet beter.
We hoeven niet meer bang te zijn. We hoeven ons niet meer bij voorbaat te beschermen tegen mogelijke kwetsingen door anderen. Nee, we kunnen gaan liefhebben. Nee, da’s te mooi. We kunnen gaan begínnen met liefhebben. Een heel klein beginnetje, in die tachtig, negentig jaren dat we leven. Nog geen procentje van de eeuwigheid. Maar troosten ons zolang met deze wetenschap: daarna barst het helemaal los!

Ik werd geïnspireerd tot deze blog door Jos Douma: http://josdouma.wordpress.com/2012/06/20/gezocht-een-kerk-die-jouw-karakter-vormt-4/#comment-1504
 

maandag 11 juni 2012

Pastorale groene schroom? (ND 09-06-2012)


De eerste pastor waar je mee te maken krijgt in je leven is je vader. Mijn vader had geen groene schroom. Mijn vader had een groen hart. Hij liet mij als peuter de bloem van een leeuwenbekje zien. Hoe mooi die bloem is. Waarom die bloem leeuwenbekje heet. Hij leerde mij tijdens de vele wandelingen met hem de namen van tientallen wilde planten. Wees op de Maker van al dat moois. En met mijn jonge gulzigheid naar nieuwe, mooie dingen in mijn leven sloeg ik al die informatie, beelden en gevoelens, op in m’n hersens en m’n hart.
Toen ik later de tekst van het eerste gedeelte van artikel 2 van de NGB onder ogen kreeg, was dat volkomen vanzelfsprekend voor mij: God leer je (ook) kennen uit de natuur.
En ik leerde dat die ‘natuur’ nog veel breder is dan dat leeuwenbekje. Ik leerde God ook kennen tijdens de natuurkundeles, tijdens de scheikundeles en zelfs tijdens de wiskundeles. Ik leerde God zelfs kennen uit het groene Binas-boekje, met z'n tabellen en formules...
Jos Douma noemt terecht op zijn blog (http://josdouma.wordpress.com/2012/06/11/de-groene-schroom-voorbij-2/) als sleutelwoorden in het omgaan met Gods schepping: verwondering, vrees en vreugde.
Elke dag als ik van station Barneveld Noord naar het ND-gebouw aan de Hermesweg loop, over het fietspad aan de rand van het industrieterrein, bekijk ik de bermen, vol met wilde planten, elke dag weer anders en steeds even mooi. En ik dank dan mijn vader en meer nog prijs en dank ik God, de Schepper van hemel en aarde.

zaterdag 2 juni 2012

ND en Opwekking

(NB: Onderstaande schreef ik vóór het verschijnen van het 'Uit de hoofdredactie' van Peter Bergwerff in het ND van 2 juni 2012.)

Wat wil Maurice Hoogendoorn nu precies over het Opwekkingsweekend vertellen aan de 30.000 lezers van het Nederlands Dagblad?
Ik ga maar even af op mijn gevoel na het lezen van het verslag in het ND van 29 mei. “Daar wil ik nooit naartoe”, zo dacht ik, “Volksverlakkerij, makkelijke praatjes, dwalingen, demagogie.”
En de grote foto met die overjarige christen-hippie wekt bij mij associaties met het religieus fanatisme van de Jezus-beweging uit de jaren ’70, met Woodstock-achtige taferelen waar onder het mom van ‘Jesus loves you’ vrije sex werd gepredikt.
De kleinere foto toont de slachtoffers van al deze Opwekkingsellende: twee brave refo-meisjes met oma-fiets. Ook Urk weet de zondige tenten op de velden van Walibi te vinden…
Wie moet ik nu geloven? Het ND of mijn twee zoons die daar voor het eerst waren en met enthousiaste verhalen thuiskwamen?
Mijn conclusie is in elk geval: nu zoveel jongeren uit de gevestigde kerken Opwekking bezoeken zou het Nederlands Dagblad er alles aan moeten doen om een uiteraard kritisch, maar toch evenwichtig verslag te schrijven van een dergelijke happening.