Janneke is in de
tuin. Janneke is blij. Ze ziet de appels aan de appelboom. Hm, lekker, denkt
Janneke. O nee, ik mag er niet van eten. Dat heeft Pappa gezegd. Maar ze lijken
zo lekker, die appels. O, kijk, een rups op een appel eet van de appel. Het
lijkt wel of hij zegt: Hm. Lekker! Eet maar op, Janneke! En stoute Janneke pakt
een appel en neemt er een hap van.
Jip kruipt door de
heg. Hij is ook blij. Wat eet je? Een appel. Dat mag toch niet van je Vader?
Jawel hoor, je wordt er slim van. Dat zegt die rups. Dat weet Pappa denk ik
niet. En Jip neemt ook een hap. Hij kijkt naar Janneke. Wat ben jij eigenlijk
raar, zegt hij. Met dat stomme rokje. En jij ook met die stomme sprietharen,
zegt Janneke.
Maar dan komt Pappa
de tuin in. Waar zijn jullie?, roept Hij. Maar Jip en Janneke hebben zich gauw
verstopt. Ze schamen zich. Voor Pappa en voor elkaar. Hebben jullie soms een
appel van de boom gegeten? vraagt Pappa aan Jip. Nee, zegt Jip, Janneke gaf mij
er eentje. Je hebt zeker naar de rups geluisterd, zegt Pappa. Pappa is niet
boos op Jip en Janneke maar op de rups. Stoute rups! zegt Hij. Voor straf mag
jij nooit een vlinder worden. En tegen Jip en Janneke zegt Hij: En jullie
zullen vader-en-moedertje-spelen nooit meer echt leuk vinden. En nu de tuin uit!
Ga maar ergens anders spelen. Janneke kijkt naar haar rokje. En Jip strijkt
zijn sprietharen plat. Ze rennen de tuin uit. Ze zijn niet meer blij maar bang…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten